Oorlogsherinneringen aan de Zeldenrust

Gijs Vrolijk

opgetekend door Gijs Vrolijk, Krimpen aan den IJssel, 13 januari 2010.

Het was een ontroerend moment, toen ik op woensdag 29 april 2009 na 66 jaar aan boord ging op het schip, waar ik in 1943 als 7 jarig jongetje met mijn vader spannende tijden beleefde.

Mijn vader Jan Vrolijk was bij een razzia opgepakt en naar Wesermunde in Duitsland gestuurd, waar hij in een fabriek moest werken voor de Duitsers.

Na 4 maanden hard werken in een fabriek, die steeds weer door de Geallieerde vliegtuigen werd gebombardeerd en waarbij ook de woonbarakken werden geraakt, mocht hij 4 dagen op verlof naar Nederland.

Omdat hij vreesde bij zo’n bombardement om het leven te komen, besloot hij om na zijn 4 verlofdagen niet meer terug te gaan naar Duitsland en dook onder.

Door verraad van een NSB-er [wel Jan Hagel genoemd in die tijd] werd hij al snel opgepakt en door de Duitsers voor de keuze gesteld, terug naar Duitsland of als schipper gaan varen voor de voedselvoorziening, zo niet dan werd het een concentratiekamp in Duitsland.

Heel pijnlijk voor hem was, dat het schip waar hij mee moest gaan varen, de door de Duitsers gevorderde Zeldenrust van Hendrik Pols was, een IJsselschipper die hij goed kende, maar een andere keus had hij niet.

Door andere schippers en ook door sommige familieleden werd hij in die dagen met de nek aangekeken, omdat zij vonden dat hij heulde met de Duitsers, waardoor het een hele moeilijke tijd was voor vader Jan.

Aan boord waren naast mijn vader en schippersknecht Giel, twee Duitsers, twee Russische krijgsgevangenen uit Bakoe en twee Nederlandse SS’ers.

Omdat aan boord voldoende te eten was, had mijn vader mij als 7 jarig ventje meegenomen en samen met Giel sliep ik in het vooronder.

Ik herinner mij, dat ik de eerste nacht aan boord zo bang was, dat ik Giel die in hetzelfde bed sliep heb nat geplast, natuurlijk was hij boos en werd ik er mee geplaagd, maar na de oorlog hebben we er nog vaak om gelachen.

Van de vaartochten herinner ik mij dat de SS’ers bij Kinderdijk een koe uit de wei haalden, die zij voor de boot doodschoten. De 2 Russen moesten hem slachten, waarna het vlees in grote stukken aan boord werd gebracht.  En verder dat de Zeldenrust door één of twee sleepboten werd gesleept.

Omdat er aan Schnaps bij de Duitsers geen gebrek was, werd er veel gedronken en hoorde ik ze Duitse liedjes zingen als ik in mijn kooi lag.

Toen ze laveloos waren, pikte mijn vader samen met Giel, 8 balen patent bloem, die Giel met zijn zwager van Walsum met de roeiboot van Kinderdijk naar opa Gijs Vogelenzang de Jong, [algemeen bekend als Pijp], in de Krimpense Stormpolder brachten.

Een gevaarlijke onderneming, die gelukkig goed is afgelopen, ik kan je verzekeren dat er heel wat pannenkoeken van die 8 baaltjes zijn gebakken.

Maar ook het varen werd onveilig door de toenemende aanvallen van de Geallieerde vliegtuigen op alles wat voer op de rivieren en daarom werd ik door mijn vader, toen wij een keer in de buurt van de Stormpolder waren, weer bij mijn moeder afgeleverd.